De duur van het stuk (elf en een halve minuut) wordt bepaald door de duur van de tape, samengesteld in het Instituut voor Elektronische Muziek van Graz. Deze wordt kort na het begin van het stuk gestart en loopt tot het einde. De zes kanalen zorgen ervoor dat de klankruimte het publiek omsluit. In elk kanaal bevinden zich nauwkeurig gechronometreerde klanken die op verschillende manieren in interactie treden met de instrumenten die in real time spelen. Het resultaat is een virtuele resonantieruimte waarin de instrumentale klank van gedaante verandert door de elektronische manipulaties, die verder vermenigvuldigd worden in verschillende gradaties. Uiteindelijk worden de solo instrumenten met zichzelf geconfronteerd. De verstoring van de klank bereikt zo het punt van zelfvervreemding.
Het stuk is opgebouwd rond een tonale as, net als een aantal andere werken van Olga Neuwirth. De centrale toon is de re, die symmetrisch uitgebreid wordt met zijn chromatische buurtonen (dis en cis) om zo een minicluster te vormen. Die centrale noten worden meerdere malen herhaald op de saxofoon, vervormd door ademhalingsgeluiden, harmonische trillers en allerlei technieken van ‘overblazen’, alsook in de repetitieve microclusters van de piano die fungeren als vertrekpunt van toonschalen die zich in de ruimte uitspreiden. Het werk kan worden onderverdeeld in zeven secties, waarin het oorspronkelijke compositiemateriaal op verschillende manieren wordt bewerkt. De secties worden gescheiden door steeds korter wordende orgelpunten. Het eerste duurt bijvoorbeeld 51 seconden, het laatste 11. Tijdens die orgelpunten hullen de instrumenten op de scène zich in stilte, terwijl op de geluidsband een ‘morphing’ te horen is: het pianospectrum transformeert in een saxofoonspectrum. Die twee zeer verschillende instrumenten verliezen hun klankeigenheid en vloeien samen in de virtuele elektronicageluiden. Een sectie van achtste noten waarin ze, in verschillende metra, gelaagd voorkomen, wordt gevolgd door een intense finale met fortissimo en dubbel fortissimo motivische fragmenten. Het stuk bereikt zijn ontknoping met een tapesectie waarin de akoestisch zwakkere saxofoon eens te meer tegen de piano wordt uitgespeeld en uiteindelijk, tegen alle verwachtingen in, haar slag thuis haalt.
De TRANSIT collectie is een initiatief van MATRIX [Centrum voor Nieuwe Muziek], in samenwerking met Festival 20/21 en met de steun van Stad Leuven.