Transit

Giorgio Netti | affrettandosi verso il centro della luce risonante uit/from Necessità d'interrogare il cielo | 2009

Wat mij interesseert is de eigenheid van het instrumentale lichaam: het instrument als een toevluchtsoord waarop een interpretatie van de wereld, in klank, zich richt.Wat me aantrekt is hoe men de meest onverwachte stromingen van diepgeworteld traditionalisme met de meest gedurfde experimenten samen kan brengen, zonder dat het lichaam verandert. Datgene wat een muziekinstrument onderscheidt van een klankobject is net die capaciteit om gebeurtenissen te omvatten die erg verschillend kunnen zijn en, door de eenheid van het vibrerende lichaam, de mogelijkheid om zijn lokale eigenschappen aan te passen en zo een onvoorstelbare continuïteit tussen extremen te realiseren.


Lees verder »

Componeren voor solo instrumenten was altijd al een intense ervaring, op het scherp van de snee tussen esthetische   ascese en uitbundigheid, twee schijnbaar onverenigbare principes, met slechts weinig gemeenschappelijke kenmerken. Valéry sprak over ‘ascese als onderzoek’; ik stel me dat onderzoek voor als een beweging rond een centrum waarnaar het cyclisch terugkeert, vernieuwd en klaar om opnieuw te vertrekken voor een nog verdere reis. Een afstandsruimte, mogelijks een exploratie waarin het verticale domineert over het horizontale. Het is amper nodig te vermelden dat allerlei soorten ‘muzikaal vuurwerk’ – zoals in de Suites, Partitas, sommige van de latere Sonates, een aantal Preludes – zelf deel uitmaken van dergelijk onderzoek. In die muziek worden technische virtuositeit, coloraturen, speciale effecten en andere goochelarij immers niet langer beperkt tot de uitlaatklep van de objectieve instrumentale economie van een ensemble of, nog erger, een orkest. Muziek van Paganini en sommige stukken van Liszt maken deel uit van een  eigentijds experimentalisme, in een poging om een volledig beeld te geven van een bepaalde tijdruimte. Zo’n experimentalisme vernieuwt zichzelf dan ook zelden van binnenuit. Het onderzoek verandert van tijdruimte eens de inventaris is opgemaakt. In dit werk begon alles met de aantrekking door/tot de extreem hoge harmonieken, het klankbeeld van een lichaam dat zichzelf beknot zonder zijn kracht te verliezen en zo zijn massa in energie omzet, zwevend, zonder richting. Hier ontstaat zoiets als de ‘gravitatie van het hoge’, wat samenhangen waarneembaar maakt die anders, bekeken vanuit de grondtoon, slechts als aparte eenheiden waargenomen zouden worden. Het beeld en de uitvoering van de hoge tonen zijn voor mij de continuïteit van de luchtkolom die ongehinderd door de instrumentalist en het instrument passeert, een bijzonder kanaal dat de eindeloze variaties van technische mogelijkheden buiten beschouwing laat. De boventoonklank wordt tegelijkertijd gestuurd door en onderscheiden van zijn oorsprong: groeiend, zich verticaal ervan verwijderend, betreedt hij geleidelijk aan een niemandsland van meerdere mogelijke oorsprongen. Parallel hiermee… Het interval tussen één geluid en een ander kan eens en voor altijd gecatalogeerd worden in een abstracte context, waarin beide geluiden identiek beschouwd worden op het vlak van timbre, intensiteit en duur. Ik verkies echter te denken aan de ruimte tussen twee geluiden, een ruimte met een bepaald volume. Ik ben meer en meer geboeid door de ruimte binnen een klank, die ruimte tussen de extremen die, ontsnappend aan elke definitie, de mogelijkheid aanduidt van ‘something beyond’. Ik interpreteer de aantrekkingskracht die de extreem hoge harmonieken op mij uitoefenen als de ultieme uitdrukking van die ruimte. De hele harmonische kolom vibreert onhoorbaar tot op dat punt, en precies op dat punt verschijnt ze en opent ze zich in de klank, net zoals het hele zonnestelsel essentieel is voor  de omwenteling van Uranus…




Ook interessant...

Kijk ook eens naar deze werken

De TRANSIT collectie is een initiatief van MATRIX [Centrum voor Nieuwe Muziek], in samenwerking met Festival 20/21 en met de steun van Stad Leuven.