Toen mij de vraag gesteld werd een werk te schrijven voor het idiosyncratische Nederlandse ensemble Klang, moest ik onwillekeurig terugdenken aan de line-up van mijn eigen ensemble Hardscore, dat bestond van 1995 tot 2002. Eén zaak was mij bij de initiële vraagstelling meteen duidelijk: ik zou géén werk maken dat naar deze specifieke periode refereert. Enerzijds omdat het ensemble Klang zich niet onmiddellijk presenteert als een cross-over ensemble (wat Hardscore wél was), maar eerder als een erfgenaam van een aantal Nederlandse groepen die zich uit het typische idioom van de Haagse School hebben ontwikkeld. Anderzijds omwille van de omstandigheden van de creatie: het werk wordt immers gecreëerd op een festival dat zich duidelijk wil profileren met werk dat stilistisch terug te voeren is naar het onderzoek op gang gekomen door en na de Tweede Weense School. Deze opdracht heeft mij dan ook voor heel specifieke problemen gesteld, en mij als het ware gedwongen mijn eigen evolutie als componist te herbekijken.
Heel mijn oeuvre is eigenlijk terug te voeren op één werk uit 1986: Rastapasta, waarin Weberniaans denken gekoppeld wordt aan niet-klassieke muziekvormen. “Welke muziek zou ik gecomponeerd hebben, als ik deze stap niét had gezet?” vroeg ik mij af. Net zoals Francis Ford Copolla in zijn laatste twee films, wou ik proberen iets van mijn jeugdige onzekerheid van toén opnieuw te vangen. Natuurlijk zou het idioom waarin dat gebeurt niet helemaal gespeend zijn van mijn sindsdien ontwikkelde tics en gewoontes, maar ik hoopte toch dat het weer dichter bij mijn toenmalige obsessies zou staan: hoe klank en tijd met elkaar verzoenen, zonder seriële processen, maar wel gebaseerd op vroegmodernistische organisatieprincipes (voornamelijk symmetrische structuren). Per toeval stootte ik op Charles Berbérians strip Sacha, die mij hielp deze time-warp te maken. In deze strip wordt een componist ten tonele gevoerd die een soort kruising is tussen Cage en Schaeffer. Tijd en klank. Cage is samen met Stravinsky mijn grote voorbeeld. Schaeffer voerde mij echter onvermijdelijk terug naar mijn eerste stappen als componist, als student aan het IPEM. Zo is dit stuk misschien wel een kleine anthologie van zo’n vijfendertig jaar zoeken naar de betekenis van het modernisme in mijn eigen creatief bestaan.
De TRANSIT collectie is een initiatief van MATRIX [Centrum voor Nieuwe Muziek], in samenwerking met Festival 20/21 en met de steun van Stad Leuven.