Na veertig jaar wil dit stuk een hommage brengen aan de destijds zeer gewaagde onder-neming van de ruimtevaarders Armstrong, Aldrin en Collins (Apollo 11). Het initiële idee van deze compositie komt voort uit de eerste klank die Neil Armstrong hoorde toen hij op de maan was geland (op 20 juli 1969). Tijdens het componeren identificeerde ik me met de ruimtevaarders en trachtte ik als het ware een oneindige hoeveelheid weerspie-geld maanlicht op een warme zomeravond te creëren.
Het stuk is opgedeeld in drie delen. Het eerste deel wordt gekenmerkt door een canta-bile schriftuur met flageolettonen en veel klanken geproduceerd aan de hals van de cello. De eerste noten bevatten herhaaldelijk de tonen la en mi, die op verschillende losse sna-
ren tot klinken kunnen worden gebracht. Het tweede deel is een doorwerking met een plots elan, percussieve noten en ongetemperde toonhoogtes. Het bevat bovendien een gevarieerde transpositie van materiaal uit het eerste deel (een kleine terts hoger). Het derde deel lijkt wel een grote cadenza finale, die de vrijheid van de oneindige ruimte symboliseert. De flageolettonen komen terug en ook tal van pizzicato klanken, vooral op losse snaren, zijn te horen. Sommige toongroepen worden nogmaals getransponeerd (dit-
maal een sext hoger) en zo versmelten de vorige delen als het ware tot één geheel. In de finale worden klanken aan de grenzen van de cello opgezocht, gaande van het strijken op de kam tot de fluittonen die ontstaan door het bestrijken van de snarenhouder: een klinkend symbool voor de terugkomst van de ruimtevaarders op aarde. Live electronics zorgen enkel voor versterking, weerkaatsing en verruimtelijking van de klank, om op die manier zo dicht mogelijk de ‘moederlijke’ klank van de Maan te benaderen. [D.V.]
De TRANSIT collectie is een initiatief van MATRIX [Centrum voor Nieuwe Muziek], in samenwerking met Festival 20/21 en met de steun van Stad Leuven.