In 1997 speelde Kasparov voor de tweede keer tegen de IBM-schaakcomputer Deep Blue. Dit leverde zes boeiende schaakpartijen op, waar Deep Blue uiteindelijk als overwinnaar uitkwam. Vooral de zesde partij, waarin Kasparov opgaf na een cruciale fout in de zevende zet, toont de menselijke, aan emoties onderhevige schaker. Deze partij vormt het uitgangspunt voor de compositie Caro-kann (naar de gebruikte zwart-opening). Het muzikale materiaal werd afgeleid uit de onderlinge verhouding tussen de verschillende stukken en hun bij elke zet wisselende invloed op het gehele spelbord. Een tweede pijler van het werk is een analyse van ruisklanken afkomstig van een contrabas. Hiervoor is gezocht naar klanken die afkomstig zijn van het materiaal van het instrument zelf, van de metalen steunpin tot de stemsleutels, en waarbij de resonantie van de snaren werd vermeden. Een reeks tikken op de body van het instrument en een ‘fluitend’ geluid afkomstig van de lak op het zijblad leverden uiteindelijk bruikbaar materiaal op.
Deze twee gegevens gaan met elkaar in interactie en vullen elkaar aan doorheen de compositie. Zo worden ondermeer spectra afgeleid van de schaakpatronen en ritmische structuren van de frequentieverhoudingen binnen de contrabasruis. Ook worden de verschillende simultaan verlopende klankmanipulatieprocessen door afgeleide parameters gestuurd. Het resultaat is een zich steeds verder ontwikkelende klankwolk die de interactie opzoekt tussen de totale klankmassa en de ritmische evolutie op microniveau. Het ensemble zelf wordt opgesplitst in twee groepen. Er is een kerngroep van 32 strijkers die de grote lijnen van de compositie uitbouwt en alle klankmateriaal genereert. Rondom worden vier strijkkwartetten geplaatst, die als een soort satellieten rond de grotere groep cirkelen, en daardoor ook het ‘volume’ van de klankwolk gaan afbakenen in de ruimte. De strijkkwartetten gebruiken een heel eigen speeltechniek. De bogen zijn volledig ontdaan van alle hars en ook de snaren zijn gereinigd. Het ‘in de snaar’ spelen is dus onmogelijk. Hierdoor ontstaat een haast onhoorbare, maar zeer verfijnde ruisklank, die te vergelijken is met de ruis die men krijgt door met de boog over het staartstuk van het instrument te strijken. Het spelen op de snaren heeft echter als voordeel dat de toonhoogte perfect controleerbaar blijft. Een zoektocht naar de grens van de stilte.
De TRANSIT collectie is een initiatief van MATRIX [Centrum voor Nieuwe Muziek], in samenwerking met Festival 20/21 en met de steun van Stad Leuven.