Versatzstücke voor piano en live-elektronica is een vijfdelige cyclus, waarvan vanavond enkel de eerste drie bewegingen, samen met een kort voorspel, gecreëerd zullen worden. Aan alle vier de bewegingen ligt één gemeenschappelijk principe ten grondslag: een korte sequens, die rechtstreeks op de snaren van het klavier gespeeld wordt, wordt opgenomen met een bandopnemer. Deze opname, die naar gelang het deel tussen twee en tien seconden duurt, verschijnt alles samen in meer dan 100 varianten. Het opgenomen materiaal wordt daartoe verlengd, getransponeerd en quasi-canonisch opgestapeld, zodat grotere structuren van één tot vijf minuten ontstaan. De verlenging, de transposities en de inzetafstanden werden hierbij zodanig gekozen dat de proporties op microniveau overeenkomen met de proporties van het geheel. Op die manier heb ik ernaar gestreefd om de waarneming steeds weer te stimuleren, en om relaties te creëren via overeenkomsten tussen de voorgestelde klanken en hun verwerking. Het automatisme van de waarneming, de neiging om steeds verbanden te leggen met externe historische modellen, wordt zo tegengegaan.
Niet enkel binnen de aparte delen is er sprake van verbanden, maar ook tussen de delen onderling. Zo zijn het aantal overlappingen, de temporele proporties en de gekozen transposities volledig identiek in alle delen. Zij verschillen enkel door hun uitgestrektheid in de tijd (zo zijn de inzetafstanden van deel 1 bijvoorbeeld vijf keer zo lang als de inzetafstanden van deel 3) en door de openingssequens. Deze verschillen hebben echter een beslissende invloed op de akoestische werking. Op deze manier ontstaat er een voor mij zeer fascinerende contradictie tussen enerzijds de volledig identieke formele organisatie van de verschillende delen, en anderzijds de duidelijke contrasten in het akoestisch resultaat. Afgezien van deze formele speculaties betekent de compositie voor mij vooral ook een studie over ‘het verdwijnen'. Terwijl de openingssequens van het eerste deel nog uit 15 elementen bestaat, blijven er in het tweede deel nog slechts drie over (hogere, aangehouden getokkelde toon, lagere korte toon en een geruisachtige slag), en in de derde beweging nog slechts één gegeven. Naast deze manier van ‘verdwijnen’ zorgt ook de elektronische bewerking ervoor dat binnen ieder deel een klankmatig ontbindingsproces waargenomen kan worden, dat de oorspronkelijke klanken geleidelijk tot onherkenbaarheid vervormt.Wat er na het verdwijnen van het materiaal, dat zowel het zelfbesef als de bestaansreden van de uitvoerder in vraag stelt, nog overblijft, is moeilijk te zeggen. Ik weet enkel dat het mij fascineert, om dit punt op te zoeken en hoop dat deze belangstelling ook op het publiek wordt overgedragen.
De TRANSIT collectie is een initiatief van MATRIX [Centrum voor Nieuwe Muziek], in samenwerking met Festival 20/21 en met de steun van Stad Leuven.