Transit

Jean Barraqué | Séquence | 2000

Twee werken schreef Jean Barraqué tussen 1950, het jaar waarin hij zichzelf met het sëriele idioom vertrouwd maakte en zo definitief aan een nieuwe compositorische loopbaan begon, en 1956, het jaar waarin hij het radicale besluit nam om al zijn verdere composities voortaan als deel van een op de roman De dood van Vergilius gebaseerde cyclus te concipiëren: de Sonate pour piano en Séquence pour voix, batteries et divers instruments.


Lees verder »

Hoewel de Nietzsche-cantate Séquence in haar definitieve vorm pas in 1955, drie jaar na de voltooiing van de Sonate, ontstond, bestempelde Barraqué dit werk meermaals en niet zonder reserve als zijn eersteling. Inderdaad is Séquence gebaseerd op drie liederen uit 1950, die - nog vooraleer de Sonate werd gecomponeerd - een weliswaar dodecafonisch, maar door de ervaringen van het serialisme nog nauwelijks beïnvloed compositorisch stadium vertegenwoordigen. Vooral de uit de liederen afkomstige thematische functie van de reeks – door de componist metaforisch ‘seriële tonaliteit’ genoemd – vormde later het voorwerp van Barraqués kritiek, een element dat zich evenwel ook door een nog zo grondige herziening nauwelijks liet elimineren.

De drie liederen waren gebaseerd op verzen uit het Hooglied van Salomo, Baudelaires prozagedicht L’Etranger en de klaagzang van de ‘dwaze jonkvrouw’ over de ‘helse gemaal’ uit Rimbauds Une Saison en Enfer. Bij de bewerking tot Séquence verving Barraqué deze teksten door een aantal gedichten van Nietzsche waarop Michel Foucault hem attent had gemaakt, waaronder de Klage der Ariadne uit Dionysos-Dithyramben. Het gebruik van deze laatste tekst werd in het meest recente biografische onderzoek omtrent Foucault meermaals geïnterpreteerd tegen de achtergrond van de ten tijde van het ontstaan van Séquence uiterst gespannen relatie tussen de componist en de filosoof. Een dergelijke interpretatie wordt echter gerelativeerd door het feit dat de Rimbaud-tekst, die Barraqué reeds vóór zijn kennismaking met Foucault had uitgezocht, een exacte thematische parallel vormt met de hem vervangende klaagzang van Ariadne.

Tweeërlei esthetische intenties waren bij de bewerking van de liederen tot Séquence richtinggevend. Eerst en vooral streefde Barraqué ditmaal naar een doorgecomponeerde eenheid: zo verbond hij de drie liederen door middel van tussenspelen tot één geheel, en ook de eliminatie van de oorspronkelijke, stilistisch dermate heterogene teksten vindt hier een mogelijke verklaring. Anderzijds distantieerde hij zich door middel van de nieuwe bezetting van het liedgenre, dat – net als de opera- door de toenmalige avant-garde als obsoleet werd beschouwd. Dit verklaart ook waarom Barraqué Séquence ten tijde van de creatie als een ‘concerto voor solisten’ beschreef, ‘waarin de stem – aan een quasi instrumentale discipline onderworpen – nauwelijks méér belang heeft dan de piano of de viool waardoor zij wordt vergezeld”. Vanuit huidig perspectief is het evenwel duidelijk dat de concertante momenten vooral tot de nieuw toegevoegde delen zijn beperkt, en dat het uit de oorspronkelijke versie afkomstige overwicht van het vocale weliswaar gereduceerd, maar geenszins opgeheven is. (Heribert Henrich)




Ook interessant...

Kijk ook eens naar deze werken

De TRANSIT collectie is een initiatief van MATRIX [Centrum voor Nieuwe Muziek], in samenwerking met Festival 20/21 en met de steun van Stad Leuven.